Het Laatste Continent
Inhoud

 

Geschiedenis - Expedities

De Terra Nova-expeditie van Robert Falcon Scott

 

Na de mislukte Discovery-expeditie is Robert Falcon Scott vastbesloten een nieuwe poging te wagen om als eerste op de geografische zuidpool te staan. Zeker nu zijn rivaal Ernest Shackleton er zo dicht bij is geweest. Maar wanneer de Terra Nova in het Australische Melbourne een tussenstop maakt, ontvangt Scott een telegram van Roald Amundsen. Geheel onverwacht is ook de Noor van plan naar de pool te trekken (zie vorig hoofdstuk). De wedstrijd is begonnen. De inzet: eeuwige roem.

Op 4 januari 1911 bereikt de Terra Nova de McMurdo Sound. Omdat Hut Point, waar de Discovery-expeditie tien jaar eerder verbleef, door pakijs onbereikbaar is, kiest Scott Cape Evans, eveneens op Ross Island, als winterkwartier. Bij het uitladen van het schip, breekt een van de drie motorsledes door het ijs en verdwijnt in de dieperik. Wanneer Scott samen met Cecil Meares een bezoekje brengt aan Hut Point, ontdekt hij dat er een raampje van de barak open staat. De sneeuw die binnenwaaide is bevroren, zodat het interieur van de hut uit een reusachtige klomp ijs bestaat. De vorige expeditie die gebruik maakte van Hut Point was deze van... Ernest Shackleton. En die was al niet de beste vriend van Scott.

 

Robert Falcon Scott in zijn kajuit op de Terra Nova

Robert Falcon Scott in zijn kajuit op de Terra Nova

 

Einde januari vertrekt de Terra Nova terug naar Nieuw-Zeeland. Het is de bedoeling dat Victor Campbell, Raymond Priestley, Murray Levick, Frank Browning, Harry Dickason en George Abott in King Edward VII Land afgezet worden om er geologisch onderzoek te verrichten. Omdat King Edward VII Land onbereikbaar is, gaan ze maar aan land in Cape Adare. Griffith Taylor, Frank Debenham, Charles Wright en Edgar Evans verlaten ook het schip om wetenschappelijk onderzoek te doen in het gebergte van Victoria Land.

Robert Falcon ScottOndertussen gaat de rest van de expeditie op weg om voedseldepots aan te leggen. Al snel wordt duidelijk dat de pony's zich beter thuisvoelen op grassige weiden dan in ijzige sneeuwvlakten. Ze zakken door de zachte sneeuw en raken nauwelijks vooruit. Door het slechte weer moet Scott voortijdig rechtsomkeert maken. Het laatste voedseldepot, One Ton Depot, wordt opgezet op 79°28' zuiderbreedte. Het was de bedoeling dat dit depot voorbij de 80ste breedtegraad zou komen.

Op de terugweg naar Cape Evans verdwijnen opeens de honden van Meares en Scott in een gletjerspleet. De slede komt gelukkig aan de rand van de kloof tot stilstand. Zes honden hangen aan hun tuig boven de afgrond. Twee andere gleden uit hun tuig en zijn wat dieper op een sneeuwbrug terechtgekomen. Uiteindelijk kunnen alle honden gered worden.

De paarden hebben minder geluk. Ze sterven met bosjes. Op 28 maart krijgt "Weary Willy" het moeilijk. Scott, Lawrence Oates en Tryggve Gran proberen de pony terug op de been te krijgen. Ze krijgen wat later het gezelschap van de achtergebleven Teddy Evans, Robert Forde en Patrick Keohane. Ondertussen zetten Henry Bowers, Tom Crean en Apsley Cherry-Garrard met de vier overblijvende paarden hun tocht verder. Ze verlaten de Ross Ice Shelf en proberen Cape Evans via het zee-ijs te bereiken. Maar plots begint het ijs te breken en bevinden ze zich op een ijsschots die van het land weg drijft. Een van de pony's is al verdwenen. Er zit niets anders op dan van schots naar schots te springen. Helaas laten nog eens drie pony's het leven.

Op 15 maart komen Taylor, Debenham, Wright en Evans terug van hun expeditie in het gebergte van Victoria Land. In april hebben al tien van de negentien pony's de geest gegeven. En de tocht naar de geografische zuidpool moet nog beginnen. Op 27 juni 1911, putje winter, vertrekken Edward Wilson, Bowers en Cherry-Garrard naar Cape Crozier om er een bezoek te brengen aan de grote broedplaats van keizerspinguïns. Het wordt een verschrikkelijke tocht, door Cherry-Garrard omschreven als The worst journey in the world. Tijdens hun vijf weken durende tocht in de duisternis van de poolnacht, moeten ze temperaturen van -50° Celsius verduren. Een nacht vriest het zelfs -61° Celsius. Blizzards stellen hun uithoudingsvermogen zwaar op de proef. Op 2 augustus zijn ze terug in Cape Evans, mét eieren van de keizerspinguïn.

 

De laatste tocht

De grote dag is aangebroken. Op 1 november vertrekken twaalf expeditieleden en tien pony's richting geografische zuidpool. Een week eerder al hebben Bernard Day, William Lashly, F.J. Hooper en Teddy Evans Cape Evans met de twee motorsledes verlaten. Maar die motorsledes laten het al snel afweten.

Op 5 december worden ze opgehouden door een blizzard. Vier dagen houdt het noodweer hen in de tenten. Wanneer ze de voet van de Beardmore Glacier bereiken, zijn alle paarden de pijp uit. Twaalf man (Day, Hooper, Meares en Dimetri Gerof zijn dan al teruggekeerd naar Cape Evans) beginnen aan de lastige beklimming. Op 20 december, ze zijn bijna boven, stuurt Scott Atkinson, Cherry-Garrard, Keohane en Wright terug. Hetzelfde doet hij op 3 januari 1912 met Teddy Evans, Lashly en Crean. Ze zijn erg ontgoocheld. Zo dicht bij de pool en moeten terugkeren. De overblijvende mannen (Scott, Wilson, Bowers, Oates en Edgar Evans) bereiken op 6 januari het punt waar Shackleton in 1909 moest terugkeren. Nu is de pool niet ver meer. Alleen, is Amundsen hem niet voor geweest?

Op 16 januari ziet Bowers in de verte iets zwarts fladderen. Het blijkt een vlag te zijn die aan een stang van een slede is bevestigd. In de buurt van een verlaten kampeerplaats zien ze sporen van sledes en ski's in twee richtingen en indrukken van veel hondenpoten. Dit kan maar een ding betekenen: Amundsen heeft als eerste de geografische zuidpool bereikt. Twee dagen later staan ook Scott, Wilson, Bowers, Oates en Evans op de plaats waar ze als eerste wilden staan. In een tentje vinden ze een bericht van Amundsen aan Scott. De ontgoocheling is immens. En nu moeten ze nog eens zo ver terug.

 

Scott, Wilson, Bowers, Oates en Evans op de geografische zuidpool

Scott, Wilson, Bowers, Oates en Evans op de geografische zuidpool

 

Op de terugweg hebben ze het weer niet mee. Het is stukken kouder en ze hebben allen last van bevroren ledematen. Op 17 februari blijft Evans achter om zijn schoenen beter aan te trekken. Omdat hij zo lang wegblijft, gaan de vier anderen kijken wat er met hem aan de hand is. Ze vinden hem geknield in de sneeuw. In zijn ogen ligt een wilde blik. Evans sterft tijdens de volgende nacht.

Ook voor Oates begint de tocht een marteling te worden. Zijn tenen zijn bevroren en hij kan de pijn niet meer verdragen. Tijdens een blizzard op 17 maart - zijn verjaardag nota bene - verlaat hij de tent met de mededeling: "Ik ga eventjes naar buiten en misschien blijf ik een poosje weg". Oates wordt nooit meer teruggezien.

Op 20 maart zetten Scott, Bowers en Wilson voor het laatst hun tent op. Er woedt opnieuw een blizzard. Ze zijn slechts op 20 kilometer van One Ton Camp, waar voedsel genoeg is, maar zijn te uitgeput om tegen de wind in er naar toe te trekken. De storm blijft maar doorrazen. Scott vindt nog de kracht om twaalf afscheidsbrieven te schrijven, onder meer naar zijn vrouw, zijn moeder en de echtgenotes van Wilson en Bowers. Zijn dagboek eindigt met: "In godsnaam, zorg voor onze nabestaanden".

De lichamen van Scott, Bowers en Wilson worden op 12 november 1912 gevonden door een reddingsteam onder leiding van Atkinson.

 

Een cairn met een kruis erop werd opgericht op de plaats waar de lichamen van Scott, Wilson en Bowers gevonden werden

Een cairn met een kruis erop werd opgericht op de plaats waar de lichamen
van Scott, Wilson en Bowers gevonden werden

 

Volgende pagina |
Terug naar overzicht expedities |

 

Naar boven